
Objectieve professionaliteit bestaat niet
hoe menszijn altijd meeklinkt
We doen vaak alsof we ‘het’ weten. Alsof er een neutrale blik bestaat, een soort onzichtbare bril die een professional op kan zetten zodra hij de kamer binnenloopt. Een witte jas, een houding van afstand, het idee dat je kunt waarnemen zonder zelf waargenomen te worden. Alsof je als professional objectief kunt zijn en ‘de waarheid’ kunt overzien.
Maar er is niets dat wij zien zonder dat wij er zelf in meeklinken. Elke diagnose, elk gesprek, elk verslag, is doordrenkt van degene die kijkt, luistert, of schrijft. We noemen het ‘objectief’, misschien omdat het veiliger voelt. Omdat het houvast geeft, richting, beleid of protocol. Of misschien geeft het status en aanzien.
Maar het is een illusie.
Zelfs een meetinstrument is ontworpen door een mens. Zelfs een observatie is gekleurd door de ogen die kijken, de geschiedenis die meekijkt, het intergenerationele veld van kennis en onderwijzing, de overtuigingen die zachtjes fluisteren: “Zo hoort het te zijn.”
We kunnen echt ons best doen, om vaardig te worden als professional, om onszelf te kennen en verfijnen. Waarom dan toch vasthouden aan ‘objectieve professionaliteit’?
Waarom niet gewoon erkennen dat we mensen zijn die met mensen werken, en dat dat allesbehalve neutraal is?
Eerlijker en helender, zou het zijn om te spreken over betrokken menszijn.
Over aanwezig zijn bij elke waarneming in jezelf: je kennis, je gevoelens, je fouten, je intuïtie, maar ook daarbuiten bij die ander.
Niet om subjectief te zijn in de zin van willekeur,
maar om oprecht te zijn in de zin van volledig.
Want misschien is dát wel de enige echte professionaliteit die bestaat:
de moed om mens te zijn bij de ander, die het tijdelijk even niet weet, die even het contact met innerlijke wijsheid kwijt is. Volledig jezelf, met jouw ‘weten’ en ‘niet weten’, je vertrouwen en zorgen, je kunde en onkunde. Gewoon, simpel, heel normaal menszijn in een menselijke ervaring. Zonder de schijn van afstand, in de wetenschap dat alles één is.